Het Binnenhof binnenstebuiten
Blog - 6 juli 2017Het parlement van ons land bevindt zich merkwaardig genoeg niet in de Hoofdstad. Nederland is een uniek klein landje, met zowel een Hoofdstad, een Hoofddorp, en een Hofstad! Daarmee is Nederland-Polderland eigenlijk direct goed neergezet. We verdelen de dingen graag. Niet te groot, niet te veel bij elkaar en niet te indrukwekkend. De regering zetelt niet in de hoofdstad maar in de Hofstad. Om dat allemaal uit te leggen, aan buitenlanders bijvoorbeeld, moet dat Hof, dat Binnenhof er wel goed uitzien.
Zoomen we in op het Nederlandse parlement, dan zien we nog iets unieks. Het parlementsgebouw is niet, zoals in veel andere westerse democratieën, een groot indrukwekkend gebouw met hekken en trappen en zuilen op of aan een plein, maar juist een plein met gebouwen eromheen. Kopenhagen en Brussel hebben wel indrukwekkende paleizen maar niet met die intrigerende publieke toegankelijkheid, waarbij het (voetgangers-)verkeer van de stad eigenlijk dwars door het parlementscomplex loopt zoals in Den Haag. Die ruimtelijke constellatie geeft op een fraaie manier uitdrukking aan onze democratie.
Parlementsgebouwen in andere landen hebben vaak wel binnenhoven, maar dat zijn dan besloten tuinen of parkeerterreinen. Ons Binnenhof is een openbare buitenruimte, waar iedereen kan komen en waar je ministers en parlementsleden per fiets kunt zien arriveren. Dat levert die oerhollandse tv-beelden op, die terecht de hele wereld overgaan.
Renovatie
Het Binnenhof is aan een grote renovatie toe, een belangwekkende opgave die met enige geheimzinnigheid is omgeven. Voorstelbaar, maar het gaat wel om het belangrijkste instituut ‘van alle Nederlanders’, het parlement. Bovendien gaat het om een functionerend, levendig stuk binnenstad. Een filmpje op de website van De Telegraaf laat de reikwijdte van deze opgave mooi zien door mensen uit de omgeving te interviewen, afgewisseld met (soms dramatische) beelden van bouwkundige details van de gebouwen. Maar de stedenbouwkundige kwaliteit is een zaak van ons allemaal.
Stelsel van openbare ruimten
Ooit was het Binnenhof een tuin, een binnentuin, een binnenplaats, maar wel een buitenruimte. De binnenhof van het grafelijk slot, met daaromheen de omheinde jachtgronden die Den Haag zijn naam gaven. Nu is het een stadsplein, geheel door gebouwen omsloten, via poorten openbaar toegankelijk. En onlosmakelijk onderdeel van het publieke domein van de stad, een stelsel van voetgangersstraten en pleinen, gevormd door gebouwen waarin gewerkt en gewoond wordt. Door de aaneenschakeling van pleinen en hoven enigszins verwant aan het centrum van Salzburg, zij het minder geraffineerd en meer ontstaan dan ontworpen. Maar wel een magnifiek en uniek stelsel van openbare ruimten, gebaseerd op de laat-middeleeuwse structuur, waarvan het Binnenhof een vanzelfsprekend en integraal onderdeel is.
Een trots regeringscentrum, omringd door winkels en woningen, en typisch Haagse horeca. Vrij informeel allemaal, daar kun je parlementariërs nog wel eens in het wild tegenkomen. De buitenissige straatnamen in de directe omgeving spreken tot de verbeelding: behalve het Binnenhof heb je ook het Buitenhof, Lange Poten en Korte Poten, er is een plein dat Het Plein heet en een plaats die Plaats heet. En dan ook nog een plek die Hofplaats heet, een Tournooiveld, de Vijverberg die geen berg is, de Apendans en ga zo maar door. Dat moet een bijzondere stad zijn, die Hofstad.
Publieke toegankelijkheid
In hoeverre kan een parlementsgebouw een openbaar gebouw zijn, een publiek interieur hebben? In Den Haag ligt het antwoord voor het oprapen: Het Binnenhof zelf, de hof, de binnenplaats is een publiek interieur. Een duidelijk door de omringende gebouwen gedefinieerde ruimte. Een kamer met wanden. Openbaar toegankelijk. Via een tweetal poorten. Een (langzaam verkeers-) route erdoorheen. Een dak erop liever niet, maar wat meer allure dan nu kan geen kwaad. De openbare toegankelijkheid is hier nog algemeen. De arcades langs drie zijden geven nog een extra gradatie tussen buiten en binnen. Vervolgens kan er “gefilterd” worden. Het gebouwencomplex heeft diverse entrees, voor verschillende soorten bezoekers en gebruikers. Een aantal cruciale ruimten zijn voor het publiek toegankelijk - een voorwaarde voor een geloofwaardige democratie -, andere net zo cruciale plekken juist niet - er moet ook veilig en ongestoord gewerkt kunnen worden. Naarmate je dieper in het gebouwencomplex doordringt is er, gedifferentieerd, minder openbaarheid, toegankelijkheid en meer controle. Een cruciaal onderwerp van de actuele ontwerpopgave voor een renovatieplan, die dus zeker niet alleen over interieur gaat, en bij stedenbouw begint. Bepalen de regels van onze democratie hoe het gebouw werkt? Of bepaalt het gebouw ook hoe onze democratie werkt?
De Nollikaart
Om dat goed in beeld te krijgen moet op zijn minst het principe van de Nollikaart*te voorschijn worden gehaald, maar dan toegespitst op de opgave van 2017. Alleen dan kun je namelijk goed analyseren hoe de interactie van gebouwen en buitenruimten werkt, zodanig dat alle routes en gradaties van openbaar naar niet openbaar toegankelijk kloppen, zowel voor de functie van het gebouw(en) als voor de stad. Dat gaat dan ten koste van de grafische eenvoud. Er zijn meer ‘tinten’ dan openbare en niet-openbare ruimte, en er zijn meer lagen dan alleen het straatniveau. Veiligheid en controle zijn van wezenlijk belang. Waar kan iedereen komen en waar niet?
Hier speelt dus dezelfde kwestie, die door de Nollikaart zo simpel en helder wordt verbeeld. Die grijs gearceerde vlakken, daar heeft het publiek niks te zoeken, maar dat witte gebied is van iedereen, en dat moet dan ook een heldere structuur hebben en te allen tijde publiek toegankelijk zijn. Tijdens de bouw zullen verschillende routes en plekken tijdelijk moeten worden afgesloten - ook dan is duidelijkheid belangrijk en kan een met eigentijdse middelen dynamisch gemaakte Nollikaart helpen.
Interieur van de stad
Je zou kunnen denken dat dit een opdracht is die zich grotendeels achter de monumentale gevels afspeelt en dus alleen gaat over interieurarchitectuur. Maar het gaat ook om het interieur van de stad en dus over Stedenbouw. Eigenlijk overlappen de vakgebieden stedenbouw en interieurarchitectuur elkaar altijd als er openbare gebouwen in het geding zijn.
Onze hofstad heeft met het Binnenhof en omgeving een voor een regeringscentrum unieke verwevenheid van stedelijke ruimtes, binnen en buiten, met een grote mate van toegankelijkheid. Dat is een kwaliteit om zuinig op te zijn en met het renovatieplan te versterken.
Dat vraagt om stedenbouwkundige aandacht en expertise bij wat op het eerste gezicht een interieuropgave is. En dat begint met het maken van een goede Nollikaart.
*Giambattista Nolli tekende zijn beroemde kaart van Rome in 1748 in een tot dan toe onbekende stijl: De openbare ruimte is wit gelaten, inclusief publiek toegankelijke gebouwen, uitgespaard uit de grijs gearceerde weergave van de overige gebouwen.