De stad waar alles klopt
Blog - 25 juni 2015Nadat collega’s Enno Zuidema en Zef Hemel met Petra de Braal ‘Het Failliet van de Plannenmakerij’ uitriepen, predikte ook de kantelgoeroe Jan Rotmans onlangs zijn afkeer van stedenbouw gebaseerd op (blauwdruk-) plannen.
Rotmans noemt en roemt het mooie voorbeeld Kopenhagen in één adem met zijn afkeer van de zogenaamde blauwdrukplanning, in zijn column “De stad vanuit een transitiebril”. Hij ziet liever een inspirerende stip aan de horizon dan een blauwdruk. Vervolgens gaat het over de menselijke maat die goed is voor de stad, sterker nog, die de basis is of zou moeten zijn van de stedelijke planning. Dat is ook zo. Maar dat wil niet zeggen dat dan ook in een moeite door alle dingen die in de stad moeten gebeuren bottom-up ontwikkeld moeten worden en kleinschalig zijn. Dat klinkt sympathiek, lekker veilig, begrijpelijk. En inderdaad, Kopenhagen is die stad van, voor en door de mensen. Een stad waar, zo vindt ook Rotmans, (bijna) alles klopt.
Laten we dan niet vergeten dat het succes van Kopenhagen juist gestoeld is op een strak plan, dat consequent werd en wordt uitgevoerd, inmiddels gedurende ruim een halve eeuw. Een plan ‘door de schalen heen’, van de regio tot de straatstenen. Van 1950 tot nu. Van visie tot uitvoering. Van de planning van raillijnen en groene zones tot en met de bouw van woningen, winkels en de inrichting van de buitenruimte.
Vingerstad Kopenhagen
Het succes van de vingerstad is te danken aan het feit dat die niet alleen goed bedacht is, maar ook volgens plan gemaakt. En er zijn niet tegelijkertijd ook allerlei ontwikkelingen toegelaten die de doelstelling van de vingerstad zouden tegenwerken. Enkele jaren geleden, toen bij ons door de crisis alles tot stilstand kwam en alle plannen met enige impact in de la verdwenen, ging Kopenhagen gewoon rustig door met die consequente plannen. Natuurlijk zijn er in de loop van een halve eeuw wel ontwikkelingen die vragen om adaptatie. De robuustheid en vitaliteit van een plan op langere termijn wordt bepaald door het adaptatievermogen. Dat is nou een wezenlijke eigenschap van een stedenbouwkundig plan.
De Brug naar Zweden was in het aanvankelijke plan van de Vingerstad niet voorzien. Maar hij blijkt wel in de bedoeling en de opzet te passen. De Øresund brug naar Zweden, icoon van de verbinding op Europees en regionaal niveau. Ontwikkeld en vormgegeven in de beste Scandinavische traditie: het ontwerp is het resultaat van een prijsvraag, strak, technisch perfect, ingehouden schoonheid.
Helemaal consequent doordacht, van strategisch idee tot en met oplevering in lijn met de consequente planning van vingerstad Kopenhagen: de trein naar Malmö reed eerder dan de auto. Van regionaal naar stedelijk, cityvorming op basis van een sterk railnetwerk in plaats van autodoorbraken. Verkeersbeheersing door het weren van de auto – door die steeds minder ruimte te geven. Voortdurend werken aan nieuwe raillijnen. Woningbouw geconcentreerd rond stations met voorzieningen.
Stad waar alles klopt
Een stad maken ‘waar alles klopt’ is hard werken, door vele professionals samen maar ook ieder voor zich. Wanneer vele disciplines, die elkaar niet altijd gemakkelijk verstaan, toch een gemeenschappelijk doel moeten bereiken, dan moet dat doel wel glashelder geformuleerd zijn. Nogmaals geen (vage) stip aan de horizon, maar een plan. Dat gaat niet zonder slag of stoot. Lang volhouden, soms tegen de stroom oproeien, en niet altijd met grote instemming van ‘de mensen’. Omdat het over de toekomst gaat is niet alles voorstelbaar. Het plan moet daarom tegelijkertijd flexibel als robuust zijn. Aanpassing aan veranderende omstandigheden moet mogelijk zijn. Dat is een voorwaarde voor een goed plan. Maar uitvoering vereist voorbereiding. De ontwerpers van ruimtelijke plannen voor de stad zijn dagelijks met die dilemma’s bezig. Dat is hun kwaliteit, hun professie. Ook de blauwdruk moet op tijd beschikbaar zijn. Wanneer bijvoorbeeld de riolering de grond in moet…. Kijk bijvoorbeeld eens naar het terecht bejubelde nieuwe Centraal station in Rotterdam. Het ziet er prachtig uit en het functioneert. Het was op tijd klaar en binnen het gestelde budget. Dat ondanks een uitermate complexe logistiek want tijdens de bouw was het station voortdurend in bedrijf. Dat is te danken aan professionele ontwerpers en planners die op het juiste moment de juiste beslissing nemen – ook als tijdens het proces van vele jaren de condities veranderen – en aan een helder omschreven strak plan. Een blauwdruk zo u wilt waar niet zomaar van afgeweken wordt. En op de stedenbouwkundige schaal is ook de Kop van Zuid zo’n plan, bestaande uit een integraal ontwerp en een ontwikkelingsstrategie over een aantal decennia.
Het nu zo populaire ideaalbeeld dat Rotmans beschrijft - ‘Door dit alles ontstaat een anders soort stadsontwikkeling, in veel kleinere stukjes, spontaan, chaotisch, minder planmatig en minder gestructureerd, met ruimte voor eigen initiatief en vanuit de mensen zelf’ – is maar voor bepaalde soort plannen zinnig, en dat zijn niet de plannen die een stad zodanig structureren dat het een stad wordt ‘waar alles klopt’. Misschien is het wel zo dat de projecten waar Rotmans het over heeft vooral leuk zijn in steden waar toch al bijna alles klopt en dus geen structurele ingrepen meer nodig zijn. Bestaan die steden? En hoe lang blijft dat zo?
Hier zit de paradox: in steden waar alles klopt kun je volstaan met initiatief vanuit de mensen zelf, bottom-up etc. Zolang alles blijft kloppen, want tijden veranderen. (Zaken als de opkomst van de auto, kleiner worden van huishoudens, internet, economische crisis, klimaatverandering, en vergelijkbare maar nu nog onbekende ontwikkelingen in de toekomst kunnen nopen tot veranderingen van de steden die niet allemaal vanzelf gaan, of organisch, of bottom-up).
Wat we door de crisis (hopelijk) hebben geleerd, is dat bouwen om het bouwen niet zomaar goed is voor de stad. Maar bouwen wat de stad nodig heeft vereist wel degelijk professioneel inzicht en professionele planning. Waarbij het onderscheid kan worden gemaakt tussen structurele ingrepen met een lange termijn planning en projecten met een kleinere impact. In gevallen waar ‘niet bouwen’ goed is voor de stad moet worden nagedacht hoe dan het vitaal houden van de stad betaald moet worden.
Duurzame stad
Als de spontane invallen van de creatievelingen van nu die van over een jaar of vijf niet bevallen en alles weer anders moet, zijn we niet erg duurzaam bezig. Wanneer de creatieve initiatiefnemers na een paar jaar het estafettestokje doorgeven aan een volgende lichting, die misschien de bevlogenheid van het eerste uur missen. Wanneer marktpartijen aan de haal gaan met een ontwikkeling. Wanneer de creatievelingen vinden dat de sjeu eraf is op het moment dat doelen bereikt zijn, alles gewoon dreigt te worden, en verder trekken naar een volgend onontgonnen avonturenterrein.
Als gemeenten in de tussentijd hun capaciteit om plannen te maken, aan te sturen, te begeleiden en tot uitvoering te brengen drastisch hebben afgeknepen met de redenering dat de mensen het allemaal zelf mogen gaan doen en niemand meer op blauwdrukplannen zit te wachten, ontstaat er echt wel een probleem. Misschien niet acuut in gemeenten die hun infrastructuur nu redelijk op orde hebben, maar wel op termijn.
En Kopenhagen is natuurlijk ook het paradijs niet. Het is gewoon een stad, ietsje groter dan Amsterdam en met ietsje meer hoofdstedelijke allure, met alle stedelijke perikelen die wij hier ook kennen. Met een bevolking die altijd wel dingen anders wil dan het stadsbestuur en de planners. Met de oude hippie-enclave Christiania, die als toeristenattractie volstrekt onschadelijk is gemaakt. Met een vrolijk ‘meat packers district’ waar ’s avonds de dancings en café’s hun lampionnetjes aansteken, maar waar de volgende ochtend gewoon weer gewerkt wordt. Met een groene golf voor fietsers die stevig doortrappen. Met de enorme strakke moderne uitbreidingswijk Ørestad, vol architectonische hoogstandjes (‘Iconen’ noemen we die in Rotterdam), lineair opgezet langs een verhoogde baan waar een metro zonder chauffeur rijdt. En waar het ondanks al die hoogstandjes nog niet echt stad wil worden... En met nog een flink stuk voormalig havengebied dat wacht op herontwikkeling, en waarvoor de stad een prachtig hoogdravend blauwdrukplan had klaarliggen, dat maar moeizaam van de grond komt. En met een culturele voorhoede die het allemaal anders ziet, maar ondertussen wel prettig leeft in de stad waar (bijna) alles klopt.
Matthijs de Boer, mei/juni 2015