Dutch Delta DiverCity

Veel voorbeelden om de biodiversiteit te verhogen zetten in op het maken van verbindingen. Met name in natuurgebieden en op het platteland heeft dit effect, de ecologische hoofdstructuur helpt hogere soorten om zich te verspreiden en maakt de biotopen bereikbaar, die passen bij de habitat van dieren. Opvallend is dat dezelfde denkwijze wordt doorgezet in de stad. De meeste voorbeelden van biodiversiteit leggen zich toe op het maken van verbindingen. Het is de vraag of het zinnig is om deze werkwijze op deze manier door te zetten. Met name hogere soorten hebben veel ruimte nodig en hebben meer last van barrières dan flora. Door te blijven werken met doelsoorten wordt het vergroten van de biodiversiteit, wellicht een mission impossible.

Vanwege het gebrek aan ruimte in de stad, hebben we het denken eens omgedraaid. Wat als we nu eens niet inzetten op een paar soorten die de happy few zijn van de biodiversiteit, maar van onderaf beginnen: bij de planten: Onderaan elke voedselpiramide is een veelheid aan planten nodig als basis van een goede en gezonde biotoop. Wellicht is het aaibaarheidsgehalte van de watervlo, het kroos en de paardebloem minder groot dan de ransuil en de spitsmuis, het is wel het begin van een zinnige ontwikkeling van een grotere biodiversiteit in de stad. En ook vanaf de rode lijst bezien is het inzetten op flora een zinnige keuze: De hogere plantensoorten zijn namelijk ook het meest bedreigd. Van de 1400 soorten hogere planten zijn er binnen het europese klimaat al 70 uitgestorven en rennen 500 soorten achteruit. De hoogste tijd om in te grijpen.

Het vergroten van gradiënten in de stad levert veel kansen op voor diverse plantensoorten. Met name het maken van goede overgangen tussen natte en droge plekken en koude en warme biedt een brede basis voor een grote plantenvariatie. In veel steden wordt de bestaande waterstructuur zo veel mogelijk gebruikt voor waterberging: het gedeeltelijk laten verlanden van de bestaande waterstructuur is hierdoor lastig. Ook het vernatten van de groenstructuur is dikwijls geen optie. De druk vanuit de stedelingen om parken en plantsoenen te gebruiken voor recreatieve doeleinden is groot en van belang. De stad kan een bijdrage leveren door het beschikbaar stellen van een flink areaal platte daken. Het omvormen van de grijze daken tot een veelheid aan biotypen maakt de occupatie van planten in de stad mogelijk.

Hierbij zal er breder moeten worden gedacht vanuit de bouwtechniek: de sedumdaken sluiten niet aan op het europese klimaat dat hoofdzakelijk bestaat uit gematigd loofbos. Nieuwe systemen maken ook natte daken mogelijk. Door dit te combineren met drogere stukken ontstaat de gewenste verscheidenheid in biotopen waar de hogere planten behoefte aan hebben. Door naast kwaliteit ook in te zetten op kwantiteit zal ook fauna bovenin de voedselpiramide een natuurlijke kans krijgen: planten en micro-organismen (de producenten) trekken insecten aan, waar vervolgens amfibieën, reptielen en vissen van kunnen profiteren. Op deze manier wordt biodiversiteit niet iets wat door de mens ontworpen en in stand gehouden moet worden, maar wordt biodiversiteit opgebouwd vanuit de basis. Afhankelijk van de omstandigheden wordt een voedselpiramide verder opgebouwd en zoeken soorten hun eigen weg de stad in.

TERUG

DELEN