Werk aan de winkel
Blog - 29 augustus 2013Deze Blog is een vervolg op 'Winkels of Rieteel'
Ontwikkelaars en winkelbouwers (de deskundigheid van de ‘markt’) blijven het proberen: 'winkelpubliek' te trekken naar plekken waar normaal gesproken niemand komt. Met redenen als de bereikbaarheid (per auto), goedkope grond, etc. Alsof een markt ooit buiten in het weiland floreert.... Tot nu toe hebben de weilandwinkels Nederland nooit veroverd, de stadscentra floreren nog, er zijn nog winkels in de wijken. Maar de vraag die in de eerste Blog over rieteel onbeantwoord bleef, als ‘de markt’ niet de juiste adviseur is voor de ontwikkeling van de stad en het vormgeven van winkelen in steden, wie dan wel? En vooral wat moet er gebeuren, en waar?
Naar wie moeten die stadsbestuurders dan wel luisteren? Bijvoorbeeld naar de Nel de Jagers en de Joke van der Zwaarden van onze steden. Mensen die vanuit de wijken van de bestaande stad actie ondernemen om die stad te verbeteren, en daarvoor bewoners, winkeliers en andere ondernemers weten te mobiliseren. Ook als de gemeente het laat afweten blijkt het mogelijk bijvoorbeeld een buurtbibliotheek te maken. Zij slaan twee vliegen in één klap: bestaande, achteruitkachelende winkelstraten worden in ere hersteld, en daarmee krijgen de buurten een positieve impuls. Bovendien wordt het draagvlak voor winkels verstevigd. De Haarlemmerstraat in Amsterdam is inmiddels een geheid succes en de Nieuwe Binnenweg in Rotterdam komt ook een heel eind. Daar ontstaat in een authentiek stedelijk milieu een sfeer waarin zowel de ouderwetse stomerij, poelier en tijdschriften annex tabakszaak gedijen als überhippe kledingzaakjes en conceptstores. En dan vinden de vermaledijde ketens ook nog wel ergens een plek.
Er zijn in de Nederlandse steden honderden van die straten, aanloopstraten, wijkwinkelstraten, die een dergelijke impuls nodig hebben. Waarom is dat nodig? Waarom is dat goed voor de stad? Omdat die straten zijn waar de mensen wonen. Omdat ze hoog gewaardeerde verblijfsmilieus (kunnen) bieden. Omdat ze de benodigde voorzieningen op loop- of fietsafstand van velen bieden. En dan nog in combinatie met fun. Die fun is ook pure noodzaak voor het overleven, want er zijn zoveel dingen waarvoor we eigenlijk helemaal niet meer per sé naar de winkel moeten. Een stad moet ook een visie hebben die aangeeft waar winkels belangrijk en kansrijk zijn, waar stimulansen en plannen nodig zijn.
En dan is er het ontwerp. Zonder initiators en aanjagers gebeurt er niks, zonder betrokken bewoners en ondernemers wordt het niks, en zonder ontwerpers ziet het er niet uit. Gemeenten kunnen blijkbaar prima een heleboel aan de buurten zelf overlaten, maar laten ze dan tenminste een goed ontwerp, cq een goede ontwerper aanbieden om plannen in samenhang te brengen, op elkaar af te stemmen, om te zorgen dat plinten worden vormgegeven en de openbare ruimte goed ingericht. Dat bestemmingsplannen met de vereiste souplesse inspelen op de kansen, zodat dat sympathieke terrasje niet wordt belemmerd, maar tegelijkertijd de voetganger met kinderwagen niet van het trottoir af geduwd wordt… dat er ook een plek is voor die grotere zaken, in de tweede linie zodat ze de kleine niet wegdrukken…
Winkels worden een schaars goed. Door lokale precisie-aandacht houden en krijgen we winkels en stedelijke fun daar waar we ze hebben willen. Op plekken waar mensen graag zijn. Waar ze ook wonen en werken. Als we die plekken in de stad aan hun lot overlaten gaan de rieteelmannen aan de haal met de consumenten. Die moeten dan funshoppen op plekken waar niemand graag naar toe wil, waar dus de grond goedkoop is en waar je dus gratis kan parkeren. Ten koste van de stad.
Er moet eerst beter geluisterd worden naar wat de stad nodig heeft. Naar betrokken mensen met inzicht in en liefde voor de stad. Dan kunnen in tweede instantie de kennis, capaciteiten en kapitaal van de winkelontwikkelaars en –beleggers ingezet worden. Er is, hoe dan ook, werk aan de winkel.