Welstand, deel 2

Blog - 25 maart 2013

De praktijk van alledag in de welstandscommissie, een voorbeeld uit Capelle aan den IJssel: Bewoners willen een bruikbare kamer maken op een zolderverdieping zonder stahoogte. Vanwege de kwetsbare historische omgeving wordt aangedrongen op een verhoging achter de nok van de mansardekap, die evenwijdig aan de straat loopt. Het tekenbureau komt er niet echt uit. De welstandscommissie adviseert voorzichtig een architect te raadplegen. Nadat een 2e poging van het tekenbureau niet slaagt, schakelen de bewoners een architect in. Die begrijpt het probleem, ontwerpt de oplossing. In een keer goed. Zo ingewikkeld was het nou ook weer niet, maar zo’n plan vraagt wel een professioneel architectonisch ontwerp. Welstandscommissie tevreden, bewoners blij, een (jonge) architect een opdracht erbij, Capelle straks een mooie dakopbouw rijker. Dankzij de welstandscommissie.

In Nederland is het toegestaan te bouwen zonder architect. Dat geldt niet alleen voor kleine verbouwingen, maar ook voor bedrijfshallen, winkelcentra, kantoren en alle andere renovaties en nieuwbouwplannen. Voor opdrachtgevers kan de noodzaak een plan in de welstandscommissie te moeten presenteren wel eens het argument zijn om toch maar een architect in de arm te nemen en deze minstens aan boord te houden tot de bouwvergunning binnen is. Het is onbegrijpelijk dat gemeenten nu overwegen vergunningen af te geven voor bouwplannen die geen architect ooit gezien heeft – niet als ontwerper, en niet als plantoetser.

Vanouds verzetten veel architecten (en niet de minste) zich tegen het instituut welstand. Begrijpelijk, want: bemoeienis met je ontwerp door anderen dan je opdrachtgever; een bepaalde afhankelijkheid want het welstandsadvies is nodig op weg naar een bouwvergunning; welstandscommissies worden niet altijd bemand door goede architecten die je ontwerp begrijpen; welstandstoezicht is vaak conservatief, gericht op aanpassen aan wat er al is. Kortom voor de architect is welstand een hindermacht.
Totdat dezelfde architect zitting neemt in een welstandscommissie en de zaak vanaf de andere kant van de tafel bekijkt. Dan ziet hij/zij: veel bouwplannen van architecten die wel een steuntje in de rug kunnen gebruiken bij de discussie met hun opdrachtgevers; veel bouwplannen van opdrachtgevers die architectuur niet hoog in ‘t vaandel hebben; veel bouwplannen van opdrachtgevers met weinig oog voor de omgeving van hun bouwplan; veel bouwplannen waar geen architect aan te pas komt. Kortom veel bouwplannen waar met enige goed geformuleerde adviezen enorm veel te verbeteren valt, voordat ze in aanmerking komen voor de begeerde bouwvergunning – die betekent dat onze stad, ons dorp of ons landschap met het beoogde gebouw wordt verrijkt. Want daar gaat het om: de kunstenaar maakt dingen voor de liefhebber, maar architectuur is geen vrije kunst: iedereen die de openbare ruimte gebruikt wordt met de producten ervan geconfronteerd.

Voor elke industrie die iets maakt dat in het algemeen belang is, is er een door onze democratie geregelde controle: de voedsel- en warenautoriteit controleert kwaliteit en veiligheid van voedsel, door middel van de verplichte APK worden bekeken of auto’s verantwoord de weg op kunnen. In ons dichtbevolkte land is het niet vreemd dat vanuit de samenleving niet alleen toezicht bestaat op de veiligheid maar ook op de (architectonische) kwaliteit van de gebouwen die worden toegevoegd. Elke beroepsgroep die zichzelf serieus neemt heeft ook zo zijn eigen controlemiddelen. Van beroepsbescherming (zonder notaris geen testament etc.), al of niet verplichte supervisie, intervisie en evaluaties, tot en met tuchtcommissies. Architecten kunnen over vakinhoudelijke kwesties pittig discussiëren, maar de autonomie van de individuele ontwerper blijft doorgaans buiten schot. De gewoonte om een ontwerp (vrijwillig of georganiseerd) aan collega’s voor te leggen om wat wijze inzichten te verwerven ter verrijking van het plan en de vakbeoefening bestaat niet. Welstandstoezicht voorziet hierin, zij het onvrijwillig en mede daardoor niet ideaal. Maar een handige architect gebruikt welstand als klankbord, verbetert daarmee zijn plan en krijgt vervolgens soepel een positief advies. Die klankbordfunctie zou het uitgangspunt kunnen zijn van een nieuw, gedereguleerd maar effectiever welstandstoezicht.

Terwijl in ons omringende landen voor een bouwvergunning een door een architect gemaakt bouwplan nodig is, hebben we hier alleen zogenaamde titelbescherming. Die houdt in dat iemand zich alleen architect mag noemen als hij of zij is ingeschreven in het architectenregister, en dat kan alleen als aan bepaalde opleidings- en ervaringseisen is voldaan. Ook hiertegen hebben veel architecten (en niet de minste) zich verzet. Immers, de opleiding bewijst nog niet dat je een goede architect bent en er zijn ook autodidacten die zich juist wel tot goede architecten hebben ontwikkeld. Ernstiger is dat die titelbescherming niet beschermt, zolang elke beunhaas ook zonder die titel aan een bouwvergunning kan komen, en bovendien overtredingen van de titelwet nauwelijks gesanctioneerd worden. Regelmatig wordt een bouwkundig tekenaar door zijn opdrachtgever aan de welstandscommissie voorgesteld als ‘de architect’. Zo wordt het ontwerpen van gebouwen als professionele activiteit ondergraven.

Er zijn meer ontwikkelingen waardoor de laatste tijd de rol van de architect in het bouwproces en daarmee zijn stempel op het gebouwde resultaat minder stevig is geworden. De tijd dat de architect in alle fasen van het bouwproject verantwoordelijk was en bepaalde/controleerde is voorbij. Complete opdrachten van de eerste schets tot en met de controle op de bouw zijn zeldzaam geworden. Bouwprocessen zijn complexer geworden, met veel specialisten aan tafel die allemaal hun invloed doen gelden. Technische installaties van een gebouw bijvoorbeeld kunnen minstens zo bepalend zijn voor het ontwerp als de architectuur. Steeds minder zien de architecten kans als centrale figuur hun stempel op proces en plan te drukken. Onder druk van de crisis wordt hun rol gemakkelijk verder gemarginaliseerd. Met grote regelmaat wordt de laatste tijd van architecten de klacht gehoord dat ze alleen nog voor het voorlopig ontwerp worden ingehuurd. Dat heeft te maken met het vermijden van het risico dat de opdrachtgever als het plan strandt toch nog aan die architect vast zit, maar ook met opportunisme: Het bouwbedrijf kan het verder zelf wel. Immers, voor een bouwvergunning heb je toch geen architect nodig?

In welstandscommissies wordt bij indiening van evident slechte plannen zonder architect regelmatig aanbevolen een architect in te schakelen. Daarmee wordt gezondigd tegen het principe, dat het plan wordt beoordeeld en niet de ontwerper. Door de aanvrager wordt de commissie dat niet direct in dank afgenomen. Maar als deze goede raad gevolgd wordt varen alle partijen er wel bij. Vooral de stad of de plek, waar een beter gebouw tot stand komt. En hoewel welstandscommissies helemaal niet bedoeld zijn om werkgelegenheid voor architecten te creëren, is het evident dat zonder welstandstoezicht nog veel meer zonder architect ontworpen gebouwen worden gebouwd. En ja, die zijn lelijker dan gebouwen die wel door een architect zijn ontworpen.

Matthijs de Boer is stedenbouwkundige, architect en specialist op het gebied van welstand voor meer informatie kunt u contact opnemen via mdb@mdbs.nl of 010 2189845

(wordt vervolgd in Welstand  Deel 3)

TERUG

DELEN

Eugeneflive plaatste deze reactie om 05 april, 2023

You made the point! how can i write essay https://custompaperwritingservices.com custom essays services https://service-essay.com

Uw reactie plaatsen: