Welstand, deel 1

Blog - 21 maart 2013

Het tv-programma De Slag om Nederland van de vpro, bekend om zijn goede speurwerk naar misstanden, had een (1) geval gevonden, waar een welstandscommissie een discutabele uitspraak had gedaan en die niet zo vlot kon uitleggen. Proficiat vpro. De kwestie van de groen geverfde dakpannen was niet onthullend, niet hilarisch, maar onbeduidend en vooral sneu voor alle betrokkenen. Een beetje doortastende wethouder lost zoiets op met een goed gesprek en een pennenstreek.

Wat is hiermee bewezen, wat is de boodschap? Het topje van de ijsberg? Wordt de beerput opengetrokken? Grootscheeps machtsmisbruik? Ondeskundige oordelen leiden tot wantoestanden? Groot onrecht onschuldige burgers aangedaan? Welnee. Het is het type incidenten dat het al tientallen jaren redelijk goed doet op de vrijmibo van kantoor en de verjaardag in de Vinexwijk. Ongeveer het niveau van de verontwaardiging over bekeuringen voor snelheidsovertredingen. Zegt weini

Ook het afschaffen van welstandscommissies door gemeentebesturen is symboolpolitiek – met vrijheid voor de burger, deregulering of bezuinigen als argument wordt een serieus, werkend, middel voor enige sturing op de esthetische kwaliteit van bouwplannen ontmanteld zonder duidelijk alternatief. Ongetwijfeld kunnen er wel meer voorbeelden worden gevonden waar een welstandscommissie tot een voor gewone mensen onbegrijpelijk advies is gekomen – daartegenover staan honderden bouwplannen per week die zonder ophef afgehandeld worden, waar bij een flink aantal de advisering door de welstandscommissie tot evidente verbetering van de ontwerpen heeft geleid. Tot en met architectonische rampen die door de welstandscommissie worden voorkomen. De spreekwoordelijke dakkapel van de goedwillende burger vormt een kleine minderheid van de plannen die worden behandeld –  het gaat vaak over grote woningcomplexen (nieuwbouw en renovatie), winkelcentra, bedrijfsgebouwen, met opdrachtgevers die het gebouw niet zelf gaan gebruiken en voor wie het maken van het mooist mogelijke gebouw niet de hoogste prioriteit heeft.

Welstand is een onderdeel van het poldermodel van onze architectonische cultuur: goed onderwijs, stevige maar ook gedetailleerde en complexe regelgeving, veel overleg, publiek-private samenwerking, oog voor ruimtelijke samenhang en structuur, maar ook erkenning van talent, respect voor deskundigheid, bewondering voor topkwaliteit. Hierdoor kon in Nederland met name (volks-)woningbouw worden geproduceerd in een ongehoord tempo en met een hoge gemiddelde kwaliteit. En met heel veel goed werk voor en door architecten. Uit de hele wereld komt men om die reden hier bouwkunde studeren en solliciteren bij architectenbureaus. Dit poldermodel, deze cultuur blijkt nu op een kwetsbaar evenwicht te berusten. Het evenwicht kon lang worden gehandhaafd doordat er continu productie nodig was en gemaakt werd. De machine draaide goed dus niet te veel zeuren. Wethouders die niet van (moderne) architectuur hielden konden wel pronken met alles wat er gebouwd werd. Bouwers, ontwikkelaars, architecten en gemeenten verdienden prima dus hun hoorde je niet. Nu het kaartenhuis grotendeels is ingestort is het ondenkbaa

En dat kan ook. Welstand is continu in ontwikkeling. Het afgelopen decennium is door de invoering van ‘Welstand op een nieuwe leest’ het functioneren van welstandscommissies transparant geworden doordat vergaderingen openbaar toegankelijk zijn en adviezen van de commissies worden gebaseerd op vaste criteria, opgenomen in de gemeentelijke welstandsnota, die door de gemeenteraad is vastgesteld. Let wel, de welstandscommissie beslist niet over bouwvergunningen maar adviseert B&W. De wethouder kan besluiten een advies niet te volgen. Beschouw het decennium van de welstandsnota’s (2004-2013) maar als een opmaat, een experiment, deels goed bedoeld maar te veel geformaliseerd. De bereikte transparantie is ondergewaardeerd, door degenen waarvoor ze bedoeld was. Experimenten moeten geëvalueerd worden.

Intussen is de welstand in een nieuwe transformatie terechtgekomen. De wetswijziging door ex-minister Donner bepaalt dat gemeenten hun welstandstoezicht niet langer door een (onafhankelijke) welstandscommissie hoeven uit te oefenen. Het moet gezegd worden: noch de minister die het bedacht, noch de gemeentebesturen die er gretig bovenop springen, hun commissie afschaffen en grote gebieden welstandsvrij verklaren, getuigen van enige kennis van of belangstelling voor de gebouwde omgeving. Deregulering, vrijheid voor de burger en bezuiniging zijn de drie argumenten die een rol spelen. Het is opmerkelijk dat in de 10 jaar dat de welstandscommissievergaderingen nu openbaar zijn, er in veel commissies zelden wethouders, raadsleden, journalisten of belangstellende burgers zijn aangetroffen. Anders zo

Bijna tegen beter weten in spannen welstandsmensen zich nu in om binnen de op handen zijnde marginalisering toch middelen te zoeken om het welstandstoezicht goed te blijven uitoefenen. ‘Kleine’ plannen worden ambtelijk afgedaan, commissies worden kleiner en het aantal planbehandelingen beperkt. Focus op plannen die er toe doen voor het stadsbeeld: grote projecten, publieke gebouwen, gebouwen op prominente plekken. Commissies denken mee over eigentijds welstandstoezicht. Meer stimulerend en niet repressief. Wel of niet met een stadsbouwmeester. Verwoede pogingen wethouders en raadsleden actief te betrekken. Want een efficiënt en effectief welstandstoezicht vergt natuurlijk wel enige belangstelling voor architectuur en draagvlak bij het gemeentebestuur.

Matthijs de Boer is stedenbouwkundige, architect en specialist op het gebied van welstand voor meer informatie kunt u contact opnemen via mdb@mdbs.nl of 010 2189845

(wordt vervolgd in Welstand  Deel 2)

TERUG

DELEN

Uw reactie plaatsen: