Subsidie op elektrische auto is slecht voor de stad
Blog - 13 november 2014Het is allemaal met Balkenende begonnen toch? Die had zijn fascinatie voor auto’s handig gekoppeld aan inspanning voor milieu.
Knap: hoe krijg je het voor mekaar om met auto-promotie aan je groene imago te werken! Er is toen iets in gang gezet dat een ‘eigen leven is gaan leiden’: de elektrische auto beantwoordt aan een bepaald snob-appeal, lijkt milieuvriendelijk, en is betaalbaar door subsidie. Tenminste als je ‘em zakelijk rijdt.
Perverse prikkel
Daarover eerst: de bijtellingsregeling voor zakelijke auto’s is een duidelijk voorbeeld van een ‘perverse prikkel’. De zakelijk gereden auto is namelijk, nogal paradoxaal, vooral voordelig wanneer je zoveel mogelijk privé-kilmeters rijdt. De bijtelling betekent een vast bedrag, dat betaal je toch. De overige kosten zijn voor de werkgever, of in elk geval fiscaal aftrekbaar.* Daardoor wordt het privétripje in het weekend met de auto bijzonder goedkoop, de vergelijking met trein of tram valt altijd in het nadeel van het openbaar vervoer uit. Ook het parkeren in de binnenstad is aftrekbaar (of de kosten zijn voor de werkgever). Een ware stimulans dus om lekker met de auto naar de stad te gaan! Evident is dat de bijtellingsregeling autoverkeer bevordert. Wanneer de regeling voor elektrische auto’s nog voordeliger is, is dat effect dus nog groter.
Groene auto bestaat niet
De elektrische auto dan, is die eigenlijk wel zo groen? Het is op zichzelf mooi als de benzine- en dieselauto uit de straten van de stad verdwijnen met hun enorme luchtvervuiling en lawaai. Als al die vervuilende wagens vervangen zouden worden door elektrische, zou de stad minder stinken. De stimulerende maatregelen zijn erop gericht in 2020 200.000 van die wagens op de weg te hebben. Dat is slechts 2,5% van het huidige Nederlandse wagenpark. Het is de vraag of zij vervuilende auto’s vervangen. Feitelijk komen ze er gewoon bij, en vormen ze eigenlijk een deel van de groei van het autoverkeer. Als die ontwikkeling sneller en meer substantieel zou zijn, was er een ander probleem. Stel dat er binnen enkele jaren 2 miljoen van die elektrische auto’s zouden rijden. We doelen niet op de straten die vol zouden komen staan met die afzichtelijke oplaadpalen. Onze groene energievoorzieningen zouden dan niet de benodigde elektriciteit voor al die auto’s kunnen leveren. Dus zouden ze rijden op ……. fossiele brandstof. Het enige verschil met de gewone auto is dan dat de uitlaat niet aan de auto vastzit, maar op de 2e Maasvlakte staat. Een elektrische auto rijdt niet per definitie op schone energie.
Tot een afname van de luchtvervuiling zal dat dus op de korte en middellange termijn niet leiden. Het nut zit dus alleen in de gewenning; de auto-industrie wordt gefaciliteerd deze nieuwe techniek praktijkgereed te maken en modellen op de markt te brengen. De ontwikkelingskosten worden vertaald in de brutoprijs van deze auto’s. Ze worden vervolgens door de subsidie betaalbaar voor de (zakelijke) consument. Als ze niet gesubsidieerd zouden worden zouden elektrische auto’s veel te duur zijn, en daardoor zou dan de ontwikkeling stagneren. Het zijn dus indirect de autofabrikanten en –leveranciers die gesubsidieerd worden. Daarmee is de subsidie op elektrische auto’s al bijzonder dubieus als milieumaatregel: ze stimuleert de verkoop en het gebruik van auto’s, en leidt niet tot vermindering van uitstoot – hooguit tot een vermindering van de groei van de uitstoot. De subsidie omvat enige miljarden Euro’s – geen kleinigheid. Het gaat om dure, zakelijke auto’s, niet over het eigen autootje van de gewone man.
Ruimtevreter
Natuurlijk, de auto is een prachtuitvinding – supercomfortabel en snel. Maar behalve gevaarlijk en vervuilend is hij ook een ruimtevreter in onze steden. Steden die ouder zijn dan de auto en er dus niet op gebouwd, lijden enorme schade wanneer ze coûte que coûte voor auto’s toegankelijk worden gemaakt. En steden die op basis van de auto zijn gebouwd munten niet uit in prettige leefomgeving. Bestaande steden waar het autoverkeer groeit lopen vast. Het ruimtebeslag van de auto is eenvoudig te groot.
De komst van de elektrische auto doet daar niets aan af. In tegendeel: omdat voor elektrische auto’s parkeerplaatsen met oplaadpalen moeten worden gereserveerd kosten deze auto’s juist meer ruimte. De verstikking van onze steden gaat niet alleen letterlijk over een gebrek aan lucht. Ook over een gebrek aan ruimte voor stedelijk leven in de openbare ruimte, en dat wordt vrij specifiek door het ruimtevretende autoverkeer veroorzaakt. De hoeveelheid openbare ruimte in stadsstraten die exclusief voor het autoverkeer is bestemd loopt wel op tot boven de 80%.
Samenhangend beleid
Het is met autoverkeer zoals met veel complexe systemen. Een eenzijdige stimulans voor elektrische auto’s heeft geen effect of zelfs een averechtse werking, tenzij die een onderdeel zou zijn van een samenhangend pakket maatregelen waarmee, in snel tempo, de benzine- en dieselauto’s uit de stad worden geweerd, zodat effectief de luchtvervuiling afneemt en het totale aantal auto’s ook.
Een samenhangend pakket bovendien waarvan het budget beter wordt besteed. Dan kan er ook meer ruimte voor voetgangers, openbaar vervoer en fietsers komen, waarmee de bereikbaarheid binnen de stad op een zeer voordelige manier bevorderd wordt. De leefbaarheid van de openbare ruimte is ook alleen dan een winnaar in dat proces. En daarmee de stad als geheel, als verblijfsgebied, om te werken, te wonen, te recreëren.
Zolang dat samenhangende beleid er niet is, is subsidie op elektrische auto’s slecht voor het milieu en voor de stad. Dat geld moet beter worden besteed.
*) het werkt zo: de auto is eigendom van een bedrijf (een werkgever, of een leasemaatschappij). Daardoor zijn alle kosten (de aanschaf, verzekering, belastingen, benzine, parkeren, tolwegen) fiscaal aftrekbaar. De gebruiker van de auto (een werknemer, kan ook een directeur zijn) moet voor het privégebruik van de auto een fictief bedrag bij zijn inkomen optellen (de bijtelling), waarover inkomstenbelasting moet worden betaald. De bijtelling voor gewone auto’s is 25% van de catalogusprijs, per jaar. Voor volledig elektrische auto’s is de bijtelling 0% (wordt 4%).